top of page
Forum Posts
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Koninklijk Concertgebouw door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Semyon Bychkov Symfonie no. 7, Opus 60 ‘Leningrad’ – Dmitri Sjostakovitsj, gehoord: 27 april 2025, Het Concertgebouw
Dmitri Sjostakovitsj’ Zevende symfonie, de ‘Leningrad‘, is uitgegroeid tot een van de grote iconen van de twintigste-eeuwse muziekgeschiedenis. Lang gepresenteerd als een muzikaal antwoord op de nazi-belegering van Leningrad, openbaart de ware geschiedenis van het werk zich als veel complexer. Sjostakovitsj begon de symfonie nog vóór het beleg van zijn geboortestad in 1941 en zijn eigen beschouwingen wijzen eerder op een requiem voor een vernietigde stad en voor de slachtoffers van geweld en onderdrukking, dan op louter patriottische triomf. Door politieke druk en propaganda raakte het werk echter omgeven door een hardnekkige mythologie die vaak voorbijging aan zijn diepere, tragische betekenis. Vandaag wordt de ‘Leningrad’-symfonie steeds vaker gehoord als een universele aanklacht tegen terreur en verwoesting en als een aangrijpend eerbetoon aan menselijke veerkracht – niet alleen in Leningrad, maar overal ter wereld waar vrijheid met voeten wordt getreden.
Tragedie vol bitterheid en sarcasme
De ware kracht van dit werk schuilt in zijn ambiguïteit, zijn bitterheid en zijn onuitgesproken verdriet, die alleen in de juiste uitvoeringen volledig tot hun recht komen. Sjostakovitsj heeft zich in het verleden vaak uitgesproken over de interpretaties door de verschillende dirigenten. Zo was hij, hoewel dankbaar, niet enthousiast over de uitvoering van Arturo Toscanini in Carnegie Hall in de zomer van 1942, omdat Toscanini volgens de componist de kern van het werk volledig had gemist: ‘Toscanini speelde mijn symfonie als een monument, maar vergat dat het ook een tragedie is, vol bitterheid en sarcasme. Zijn uitvoering was bewonderenswaardig, maar vreemd aan mijn bedoeling.’
We kunnen alleen maar een wilde gok doen naar hoe Sjostakovitsj de uitvoering van vandaag zou hebben ervaren. Het publiek was in elk geval razend enthousiast en beloonde orkest en dirigent met een minutenlang, terecht daverend applaus.
Het levensverhaal van dirigent Semyon Bychkov, geboren en opgegroeid in Leningrad, is nauw verweven met de muziek van Dmitri Sjostakovitsj. Opgeleid aan het Conservatorium van Leningrad onder de legendarische pedagoog Ilya Moesin, ontwikkelde Bychkov een diepe affiniteit met het Russische symfonische repertoire. Zijn verlangen naar artistieke vrijheid leidde tot zijn emigratie naar de Verenigde Staten in 1975, waar hij zijn internationale carrière voortzette.​ Sinds zijn debuut in 1984 is Bychkov een regelmatige en gewaardeerde gastdirigent bij het Koninklijk Concertgebouworkest. Zijn interpretaties worden geroemd om hun intensiteit en precisie, waarbij hij de emotionele diepgang van de muziek volledig tot uiting wil brengen en daarvan mochten wij vandaag getuige zijn.
De dreiging sluipt binnen
Bychkov opent overtuigend maar gedecideerd en houdt ons nog even in de sfeer van het alledaagse leven in Leningrad anno 1941. Dan sluipt de dreiging binnen met het beroemde ‘invasie thema’ en groeit als een onheilspellend motief dat zich langzaam ontvouwt, een gestage mars, met een hoofdrol voor de kleine trom, richting geweld en verwoesting. Ondanks Bychkov’s zeer voorwaartse slag speelt het orkest uitermate precies en transparant en laat zich van haar allerbeste kant horen. De diverse solisten in het orkest laten horen waarom juist zij in dit fenomenale orkest spelen, maken elke nuance goed hoorbaar en leggen de sfeer van het openingsdeel goed bloot. Het is niet alleen het beeld van oorlog ver weg, maar ook een metafoor voor het sluipende kwaad dat iedere samenleving kan ondermijnen. Aan het eind van deel 1 heeft Bychkov het orkest alle haar registers al open laten trekken, maar het kruit blijkt nog lang niet verschoten. Het publiek lijkt het openingsdeel, getuige het lichte geroezemoes in de zaal, even te moeten verwerken.
Dans op de rand van de afgrond
Bychkov vervolgt met een scherzo dat schijnbaar lichter van toon is, maar onder het dansante oppervlak hoor je de ironie en voel je de bittere spot. Hier wordt de menselijke geest getoond die, zelfs onder druk, blijft leven, denken en dromen – maar ook wordt de groteske vervorming van die dromen hoorbaar. Sjostakovitsj geeft in het hele werk veel ruimte aan de solo blazers en de verschillende secties om juist die gedachten en dromen te vertolken. Zo omspeelt de fluitsectie, begeleid door de harpen, richting het einde van het tweede deel de sombere gedachten van de basklarinet, waarna er nieuwe hoop doorklinkt in de prachtige melodie van de klarinet. Die hoop is slechts van korte duur, want het deel eindigt weer in ironie en melancholie die de opmaat vormt tot het derde deel, een diep elegisch adagio, vol rouw en herinnering.
Klaagzang voor een verloren wereld
Het Adagio vormt het hart van de symfonie: een ingetogen klaagzang voor alles wat verloren is gegaan, voor de mensen en het menselijk fatsoen dat werd weggevaagd door oorlog en tirannie. Er ontvouwt zich een verbluffend mooi klanklandschap, dat door de musici tot in de fijnste nuances wordt uitgediept. Het orkest treft perfect de weemoedige ondertoon en de ingehouden spanning die het Adagio zo aangrijpend maakt. Met een ademende, bijna fluisterende dynamiek en een scherp gevoel voor timing wordt elke frase geladen met betekenis. De tederheid, het verdriet en de veerkracht die in Sjostakovitsj’ noten besloten liggen, komen hier volledig tot hun recht. Een uitvoering die niet alleen technisch uitmunt, maar vooral diep raakt.
De zware weg naar overwinning
De finale begint gespannen en worstelend, alsof leven en dood elkaar bevechten. Uiteindelijk baant zich een thema van hoop en wederopstanding een weg naar voren. Toch blijft de triomf dubbelzinnig: niet euforisch, maar zwaar bevochten en melancholiek – een overwinning die weet wat er is opgeofferd. In de uitvoering door het KCO onder leiding van Bychkov met indrukwekkende kracht en helderheid neergezet. De enorme bezetting aan koper geeft het slotdeel een monumentale glans, zonder dat het log of zwaar wordt. De opbouw naar de triomfantelijke climax is meesterlijk gedoseerd: telkens wordt spanning opgebouwd en weer subtiel teruggenomen, tot de muziek zich uiteindelijk volledig ontvouwt in een overweldigende eruptie van klank. De balans tussen grandeur en onderliggende melancholie blijft scherp voelbaar, wat de uitvoering zowel meeslepend als gelaagd maakt.
Voor wie op deze zonnige zondagmiddag had gehoopt op een rustig, voortkabbelende matinee, kwam bedrogen uit. Alle eer en dank aan de geweldige musici van het Koninklijk Concertgebouworkest en maestro Bychkov voor deze blijvende herinnering!
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
1
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord: zondag 16 maart 2025, Phil Haarlem
Het was een trieste dag, die 21e oktober 2000, toen meesterpianist Keith Jarrett in een interview met de New York Times aankondigde nooit meer te kunnen spelen. Dit ten gevolge van de twee beroertes die hij in 2018, kort na elkaar, had gehad. De eerste gedachte die toen opkwam, was dat we Jarrett en zijn unieke improvisaties nooit meer live zouden kunnen horen. Natuurlijk zijn er de opnamen en kunnen we daarvan blijven genieten, maar er gaat toch niets boven een live performance.
Köln Concert
We mogen überhaupt van geluk spreken dat het Köln Concert de muziekgeschiedenis is ingegaan, anders dan een mooie herinnering voor al die gelukkigen die er op 24 januari 1975 bij waren in het Keulse operahuis. De live registratie van die avond was namelijk bedoeld als privé-opname. Ze waren echter zó mooi geworden, dat het platenlabel ECM Records aandrong op het uitbrengen van een plaat. Een release, later dat jaar, die niet onsuccesvol is gebleken – met ruim 4 miljoen verkochte exemplaren één van de best verkochte jazzalbums aller tijden – en uiteindelijk zelfs heeft geleid tot het op notenschrift vastleggen van het werk. Jarrett was daar in beginsel helemaal niet zo enthousiast over; het zijn immers improvisaties en het is geen gecomponeerd stuk.
Meeslepende reis
Toch, zo bewees Ralph van Raat afgelopen zondagmiddag, blijkt het als ‘compositie’ heel erg goed te werken in een zaal vol publiek. En vol was het! In een uitverkochte kleine zaal van Phil waande je je, met je ogen dicht, even in Keulen in 1975. Saillant detail was de telefoon die afging in zo’n beetje de derde maat, maar Van Raat liet het gaan. Toen Jarrett aan het begin van zijn performance de kerkklokken van de dom in Keulen hoorde luiden, verwerkte hij dat al improviserend direct in de muziek.
In een voor de rest muisstille zaal zette Ralph van Raat zijn spel voort, compleet met bijgeluiden, zoals het voetstampen en de zware ademhalingen, die we zo goed kennen van Keith Jarrett. Het ‘meehummen’ en de andere vocale uitspattingen waren of niet hoorbaar, of was waar Van Raat de grens trok.
In de rustige, bijna meditatieve introductie maakt Jarrett gebruik van brede akkoorden en repeterende figuren, in combinatie met een ostinate bas in de linkerhand. De diverse motieven die geleidelijk worden opgebouwd en rijke harmonische bewegingen maken het een spannend, introspectief geheel. Halverwege het eerste deel intensiveert Jarrett het ritme en worden de harmonische modulaties complexer. Ralph van Raat nam ons mee in een diepe en meeslepende reis door klank en emotie van een haast spirituele, trance-achtige kwaliteit. Met dit deel zette hij de toon voor de rest van het concert.
Wegdromen
Het contrasterende tweede deel, begint met een opzwepende groove in de linkerhand, terwijl in de rechterhand een speelse, bijna gospelachtige melodie wordt uitgewerkt. In de live opname van Jarrett neemt het kreunen en meezingen hand over hand toe, getuige de intensiteit en de fysieke betrokkenheid waarmee Jarrett zijn improvisaties brengt. Hebben we dat nu gemist tijdens de uitvoering van Van Raat of kan het ook prima zonder?
Het tweede deel van het tweede deel is heel anders van karakter en geeft het publiek wat ruimte voor wegdromen en bezinning. De ontspannende spanning was goed voelbaar in de zaal tijdens deze bijzondere verkenning van het idioom van Keith Jarrett. Het concert eindigde met een zachte, melancholische, diep emotionele doch eenvoudige melodie van open harmonieën en subtiele modulaties. Het bood de luisteraar een zachte landing na de intense, muzikale reis van het afgelopen uur.
Het publiek liet Ralph van Raat tot driemaal toe terugkomen op het podium om een terecht daverend applaus in ontvangst te nemen. De integere wijze waarop één van ‘s lands meest bijzondere pianisten dit unieke werk van ras improvisator Keith Jarrett ten gehore heeft gebracht, verdient groot respect en vooral navolging.henen
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
0
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord: 8 en 9 maart 2025, Phil, Haarlem
Wat een bijzonder en goed uitgewerkt idee van het Haarlemse Phil om twee grootmeesters op het gebied van de vocale kerkmuziek te combineren in dit ‘minifestival’. Arvo Pärt en Johann Sebastian Bach, toch altijd het absolute ijkpunt in de jaartelling van de muziek. Muziek is zoveel vóór óf zoveel ná Bach geschreven en hoewel Bach aanvankelijk na zijn dood in de vergetelheid is geraakt bij het grote publiek – en pas nadat Mendelssohn in 1829 als eerste zijn Matthäus Passion dirigeerde in Leipzig weer in de belangstelling kwam – zijn er toch weinig componisten geweest ná Bach die zich niet door hem hebben laten inspireren. Bach laat zich op een concertprogramma dan ook goed combineren met andere componisten, maar de keuze voor Arvo Pärt, als een van de meest geliefde en meest uitgevoerde componisten van deze tijd, bleek wel een zeer gelukkige.
Bach & Pärt
Het weekend begon met een college van publicist, musicoloog en musicus Saskia Törnqvist die, zoals zij zelf zegt, verrassende ontdekkingen deed toen zij de werken van Bach spiegelde aan die van Pärt. Ontdekkingen die veel verder gaan dan het feit dat beide heren een Johannes Passie schreven.
Zowel Bach als Pärt beschouwen het schrijven van muziek als een vorm van devotie en spirituele expressie en dé manier om het goddelijke te benaderen. Waar Bach’s muziek doordrongen is van de lutherse theologie, is Pärt sterk beïnvloed door de orthodox christelijke mystiek. Pärt creëerde zijn eigen taal, de ’tintinnabuli-stijl’, die een meditatieve en transcendente sfeer oproept.
Bach’s contrapuntische technieken tonen een diepe wiskundige en structurele logica. Pärt’s tintinnabuli-techniek – waarbij melodische lijnen zich bewegen rond een tonale kern – heeft een vergelijkbare helderheid en balans. Ondanks de eenvoud van Pärt’s klankwereld, heeft zijn muziek een complexiteit die in zekere zin ergelijkbaar is met Bach’s fugatische structuren.
Waar Bach vaak intensiteit bereikt via rijke harmonieën en complexe polyfonie, doet Pärt dat door stilte, lang aangehouden tonen en sobere herhalingen. Toch voelen luisteraars bij beide componisten een diepe ontroering en spirituele diepgang. Bach en Pärt opereren in totaal verschillende muzikale werelden, maar delen een diep religieus besef, een streven naar zuivere muzikale expressie en een kracht die de luisteraar meeneemt op een spirituele reis.
Lisa Jacobs & The String Soloists
De muzikale aftrap werd op zaterdagmiddag gegeven door de The String Soloists die in eerste instantie de jonge, getalenteerde trompettist Floris Onstwedder ondersteunde in het Concerto piccolo über B-A-C-H uit 1994, van de inmiddels 90-jarige Arvo Pärt. De muziek slingert heen en weer tussen het barokke van Bach en het neoclassicistische en moderne van Pärt. Zo zijn bijvoorbeeld het begin van Bach’s Air en de melodie uit de Sarabande uit de Engelse suite nr. 6 te horen en, zoals de titel van het werk al verraadt, ontbreekt ook het Bach-motief niet.
Onstwedders briljante toon en muzikaliteit maakten de kleine technische onvolkomenheden meer dan goed. Als opmaat naar Bachs Vioolconcert no. 2 in E, nam Onstwedder ons nog even mee in het beroemde Arioso uit Cantate 156, waarna violiste Lisa Jacobs het stokje van hem overnam.
Bach schreef zijn Tweede vioolconcert in de tijd dat hij kapelmeester was aan het hof van prins Leopold van Anhalt-Cöthen. De jonge prins had een passie voor niet-kerkelijke muziek en steunde een ensemble waarvoor hij Bach de muziek liet schrijven. Veel van Bach’s instrumentale muziek dateert uit zijn tijd in Cöthen.
Muziek als contactsport
Dat muziek maken een contactsport is, bewijst Lisa Jacobs door de wijze waarop zij zo vrij beweegt tussen de musici, met hen ‘in gesprek’ gaat en ondertussen de verbinding met de zaal geen moment verliest. Een lust voor het oog en het oor. Zonder tussenkomst van het publiek, dat zijn applaus tot de pauze moest bewaren, vloeide het vioolconcert over in het bijzondere Fratres. Dit minimalistische, licht hypnotiserende werk uit 1977 schreef Pärt oorspronkelijk voor de combinatie strijkkwintet en blaaskwintet, maar hij bewerkte het later voor diverse bezettingen. De musici, onder leiding van Lisa Jacobs, speelden een versie voor viool en strijkorkest, en leidden ons ‘in het ogenblik én in de eeuwigheid’, die volgens Part met elkaar verbonden zijn en de oorzaak van onze halsstarrigheid, onze kleingeestigheid, ons geloof en ons verdriet.
Na de pauze werd het muisstille publiek getrakteerd op een heel bijzondere en prachtig uitgevoerde bewerking (voor strijktrio) van de Aria uit de Goldberg Variaties, BWV 988, dat op een zeer organische wijze direct overging in het zeer populaire, meditatieve Spiegel im Spiegel. Na deze verstilling had het concert kunnen eindigen, maar dan hadden we het Vioolconcert in d en het laatste deel uit Bach’s Dubbelconcert dat Lisa als toegift op de lessenaar had gezet, moeten missen. Ensemble en soliste zaten er in de tweede helft van het concert goed in en stuurden het publiek muzikaal doorvoed naar de foyer, alwaar het zich mocht verheugen op het avondconcert.
Cappella Amsterdam
Onder leiding van de Letse dirigente Krista Audere, die in 2028 het stokje zal overnemen van artistiek leider en chef-dirigent Daniel Reuss, zong Cappella Amsterdam de sterren van de hemel in de bijzondere akoestiek van de Haarlemse muziektempel. Vóór de pauze de motetten Jesu, meine Freude (BWV 227) en Singet dem Herrn ein neues Lied (BWV 225). Twee werken die de complexiteit van Bachs motettenstijl tonen, maar in emotie en functie elkaars tegenpolen zijn: de een contemplatief en beschouwend, de ander uitbundig en feestelijk. Beide werken hebben een diep religieuze en muzikale gelaagdheid, maar verschillen in vorm, structuur en functie.
Het elfdelige Jesu, meine Freude, het meest omvangrijke van de twee, schreef Bach vermoedelijk in opdracht, voor een rouwdienst. Het werk is introspectief, diep spiritueel en sterk symmetrisch opgebouwd rond een koraalmelodie, wat het een meditatief karakter geeft. Singet dem Herrn ein neues Lied is jubelend, dansant en levendig, met een opgewekte toon en uitbundige contrapuntische structuren. Toen Mozart dit motet hoorde toen hij in 1789, op weg naar Berlijn, in Leipzig op bezoek was, was hij euforisch en constateerde dat hij hier nog veel van kon leren. Hij maakte de aantekening dat het motet eigenlijk een volbezet orkest zou verdienen. Krista Audere was na de uitvoering van de Bach motetten zo diep tevreden dat ze tijdens het applaus een spontaan vreugdesprongetje maakte.
Het tweede deel van het concert was gewijd aan het zeer omvangrijke koorwerk Kanon Pokajanen van Pärt. Althans, aan enkele delen daarvan. De uitvoering van het gehele werk zou nachtwerk zijn geworden, hoewel waarschijnlijk niemand daar enig bezwaar tegen zou hebben gehad, zeker niet in deze prachtige uitvoering van Cappella Amsterdam. Pärt schreef het werk in het kader van het 750-jarig bestaan van de Keulse Dom, waar het op 17 maart 1998 in première ging. Wie de dom kent, zou er zich een voorstelling van kunnen maken hoe het daar moet hebben geklonken.
‘The Lost Paradise’
Op zondag 9 maart stond om 12.00 uur de bijzondere documentaire ‘The Lost Paradise’ over het leven van Arvo Pärt geprogrammeerd, waarin de zeer bescheiden componist gevolgd wordt tijdens zijn reizen naar Estland, Duitsland, Italië en Japan. De film biedt een intiem portret van zijn leven en zijn werk, met speciale aandacht voor de emotionele diepgang en spiritualiteit in zijn muziek.
Muziekschool ‘Hart’
Een bijzonder compliment verdienen de programmeurs van Phil voor de wijze waarop zij tijdens zo’n bijzonder festival ruimte hebben geboden aan de amateurmusici van de Haarlemse Muziekschool Hart. Ik heb helaas niet het gehele programma kunnen bijwonen, maar ik heb genoten van de ensembles die ik heb gehoord en zich hebben durven laven aan de grote muziek van deze twee bijzondere componisten. Met name de uitvoering van het koorwerk Summa door een cellokwartet onder leiding van componiste en Hart cellodocent Bianca Bongers, is me goed bijgebleven.
Het Nederlands Blazers Ensemble
Zondagmiddag 9 maart, mooi weer en lekker op de fiets naar Phil. Een mooie dag om te gaan genieten van ons bijzondere Nederlands Blazers Ensemble. Eén van die ensembles waarmee we ons in Nederland bijzonder gelukkig mogen prijzen. Altijd garant voor uitzonderlijke programma’s, indrukwekkende belevenissen, leerzame toelichtingen en bijzondere ontmoetingen.
Op het programma natuurlijk Pärt en Bach, maar aangevuld met traditionele Soefi en klassieke muziek uit één van ‘s werelds oudste culturen, Perzië. Als gastsolisten had het NBE tar-speler en zanger Ali Ghamsari en zangeres Haleh Seyfizadeh uitgenodigd. Het waren met name zij die het concert een heel bijzondere lading gaven. Op de achtergrond zette het prachtige, wisselende decor, in combinatie met een zeer smaakvol lichtplan, de muziek de nodige kracht bij.
Vanwege de bijzondere bezetting van het NBE waren, logischerwijs, eigenlijk alle werken gearrangeerd. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat het ene stuk zich beter laat arrangeren dan het andere en is het origineel vaak zoveel mooier. Het waren tijdens dit concert overigens vooral de niet-blazers die de meeste indruk hebben gemaakt. Zo had één der arrangeurs, Oene van Geel, bij het bekende Spiegel im Spiegel gekozen voor de geniale combinatie van tar, theorbe en contrabas wat uitstekend werkte en ons in hoger sferen bracht. Het moment waarop duidelijk werd – het programmaboekje was in de donkere zaal niet te lezen – dat hij er een ander werk van Pärt, Arbos, doorheen had gemixt, werd de betovering abrupt verbroken. Gelukkig eindigde het stuk weer zoals het begon.
Een bijzondere rol was weggelegd voor de hobo in het Agnus Dei van Bach, in een bewerking van Mathilde Wantenaar. De Perzische zang in het arrangement vond ik wel weer heel spannend, misschien zelfs wel iets té spannend. De goed gevulde zaal had, gezien het daverende applaus na de swingende toegift, een hele mooie middag gehad.
Al met al was het een bijzonder muziekweekend. De cultuuroptimist in mij was weer blij verrast over de hoeveelheid mensen die er, ondanks het eerste mooie weekend in tijden, voor hadden gekozen zich onder te dompelen in de werelden van Johann Sebastian Bach & Arvo Pärt in Phil Haarlem.
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
0
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord: 26 februari 2025, Bimhuis , Amsterdam
Vernieuwers in de jazz
De belangrijkste jazzprijs in Nederland werd voor het eerst uitgereikt in 1963, toen nog onder de naam Wessel Ilcken Prijs, vernoemd naar de bekende jazzdrummer en echtgenoot van Rita Reys. In eerste instantie was de prijs een oeuvreprijs, later (vanaf 1974) werd de prijs een aanmoedigingsprijs voor nieuw talent. Toen jazzdirigent en -musicus Boy Edgar in 1980 overleed, ging de prijs verder onder de naam Boy Edgar Prijs en werd de prijs weer een oeuvreprijs. Onder de winnaars sindsdien bevinden zich vele vernieuwers als Misha Mengelberg (1966), Han Bennink (1967), Willem Breuker (1970), Guus Jansen (1980), Ernst Reijseger (1985) en meer recent Corrie van Binsbergen (1997/98), Eric Vloeimans (2001), Tineke Postma (2015) en Martin Fondse (2017). In de bijzondere rij van winnaars mag zich nu de jonge, zeer getalenteerde pianist / componist / improvisator Tony Roe voegen.
Tony Roe
Roe studeerde klassiek piano aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag en jazzpiano aan het Conservatorium van Amsterdam. Met Jamie Peet en Pat Cleaver vormt hij het jazz pianotrio ‘Tin Men and the Telephone’, waarvoor hij de muziek componeert, interactieve visuals creëert en met behulp van zelfontwikkelde software altijd contact met het publiek opzoekt. Vanavond speelde Roe onder meer met zijn trio, aangevuld met enkele bijzondere musici als saxofonist Ben van Gelder, slagwerker Vernon Chatleine en harpiste Doriene Marselje. Een speciale rol was weggelegd voor de Nederlands-Russische pianiste Helena Basilova die een bijzondere vertolking speelde van Première communion de la Vierge uit Olivier Messiaen’s Vingt Regards Sur l’Enfant Jésus. Na de uit het hart gegrepen speech van collega, vriend en ’tweevoudig Edison Jazz Nationaal winnaar ‘ Reinier Baas, reikte Basilova de bronzen sculptuur ‘John Coltrane’ van Jan Wolkers uit naar Tony Roe.
De jury was lovend over Roe:
‘Pianist, componist en bandleider Tony Roe is een veelzijdig musicus. Zijn instrumentbeheersing is onmiskenbaar, maar het is de vrije visie op de piano die zijn werk onderscheidend maakt. Roe brengt een unieke mix van jazz en technologie, werkt genre-overstijgend en geeft publieksbeleving een nieuwe dimensie. Hij is intelligent, geëngageerd en een innovator binnen de jazz- en geïmproviseerde muziek.’
Zijn werk laat zich misschien nog wel het best omschrijven als ‘gesamtkunstwerk’. Door de samenwerking met audiovisueel kunstenaar Marcel Wierckx heeft Tony Roe iets heel bijzonders en grensoverstijgends weten te creëren. De synthesizers en interactieve beeldprojecties die door de vleugel worden aangestuurd vormen een totaalbeleving voor het publiek. In het laatste werk zette Roe zijn zelf ontwikkelde Tinmendo App in, waarmee er interactie met het publiek ontstond.
Slim en geestig
Wat mij betreft hadden de politieke statements achterwege mogen blijven, maar ik houd er nu eenmaal niet van dat mensen die bezig moeten zijn met het creëren van mooie dingen, zich laten afleiden door zoiets lelijks als politiek. Ik wil in de concertzalen en theaters in vervoering raken en juist even niet hoeven nadenken over de realiteit van alledag. De wijze waarop Roe de zorgelijke ontwikkelingen in de wereld had geïntegreerd in zijn muziek was overigens niet smakeloos, maar slim, zelfs zeer muzikaal en soms ronduit geestig.
Waar de jury spreekt over genreoverstijgend, heb ik, ondanks de vele experimentele uitstapjes die Roe maakt, gewoon de hele avond jazz gehoord. Dit is overigens bedoeld als compliment en niet als kritiek. De goed gevulde zaal, die bestond uit oud prijswinnaars, andere vakgenoten, vrienden en familie, Boy Edgar Jongerenprijs winnaars Abigail en Jevaney, genodigden van het Fonds voor de Podiumkunsten en regulier jazz publiek, sprak zijn waardering uit voor hetgeen zij die avond hadden beleefd, en terecht!
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
1
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord, zondagmiddag 16 februari 2025. kleine zaal, Phil, Haarlem
Uitermate zorgelijk vond ik de keuze van Phil om de naam van het Jerusalem Quartet enigszins te maskeren op hun website. Wat meteen in het oog sprong waren de strijkkwartetten die gespeeld zouden worden en pas na even zoeken kon je lezen door welk strijkkwartet. Wat leven we toch in een rare wereld, in een ingewikkelde tijd. Misschien, als dit fantastische ensemble duidelijker geafficheerd was, had de zaal wel helemaal vol gezeten. Ik heb het te doen met alle mensen die dit concert hebben moeten missen. Toch was de kleine zaal van het Haarlemse Phil goed gevuld en wat klinkt alles hier toch mooi….zelfs vanaf de achterste rij. Eenmaal binnen werd het snel duidelijk dat we een concert gingen beluisteren van het befaamde Jerusalem Quartet.
Allerhoogste niveau
De voornaamste reden dat het vandaag zo mooi klonk, was het Jerusalem Quartet. Ik heb mijn mening dat perfectie vaak tot saaiheid leidt, moeten bijstellen. Dit is strijkkwartet spelen op het allerhoogste niveau. De wijze waarop de leden van het kwartet met elkaar in gesprek waren, luisterden naar en reageerden op elkaar, mijlenver boven de materie stonden, een transparantie ten toon spreidden waarbij werkelijk iedere noot dezelfde onvermoeibare aandacht kreeg, was een feest voor het gehoor. Voor iedere frase in elk afzonderlijk deel van de drie strijkkwartetten op het programma, hadden de musici exact de juiste dynamiek, de juiste klankkleur en de juiste intensiteit gevonden. Het leek net of strijkkwartet spelen heel makkelijk was.
Pure opera
Het concert ving aan met het laatste Haydn Kwartet van Mozart, nr. 19 in C, ook wel bekend als het ‘Dissonantenkwartet‘. Tussen 1782 en 1785 componeerde Mozart een reeks van zes strijkkwartetten die hij opdroeg aan zijn mentor en goede vriend Joseph Haydn, de ‘vader van het strijkkwartet’. Mozart schreef ook dit laatste kwartet van de cyclus tussen 1782 en 1875. Op 15 januari 1785 vond de eerste uitvoering plaats in Wenen. Volgens sommige berichten zou Haydn bij de eerste uitvoering, in Mozarts woning in Wenen, zelf ook meegespeeld hebben. Wat we zeker weten is dat Haydn erg onder de indruk was van de prestatie van zijn jonge vriend. Aan vader Leopold liet hij weten:
‘Voor God, en als eerlijk man, zeg ik je dat je zoon de grootste componist is die ik persoonlijk of bij naam ken. Hij heeft smaak en bovendien de meest diepgaande kennis van compositie.’
Het Jerusalem Quartet speelde het werk alsof zij er intensief aan hadden gewerkt met de componist zelf, die ze alle geheimen van het stuk had prijsgegeven. Dit was Mozart zoals Mozart bedoeld is: pure opera! Wat opviel was de hoge mate van concentratie bij het publiek, zelfs tussen de delen door. Ik heb geen enkel hoestje kunnen constateren.
Het Dissonantenkwartet is een tijdloos voorbeeld van Mozarts vermogen om emotie, expressie en technische virtuositeit harmonieus te verenigen in een meesterwerk dat blijft fascineren. Het Jerusalem Kwartet heeft dat vermogen vandaag geheel blootgelegd.
Bovenmenselijke opgave
Iedere noot hoorbaar maken en het publiek van a tot z door een verhaal heen leiden vraagt bij Mozart om meesterschap. Hetzelfde bereiken bij Sjostakovitsj getuigt van bovenmenselijkheid. Ik merk dat ik bij het schrijven van dit stuk moeite heb met het vinden van de woorden die in voldoende mate kunnen beschrijven wat ik vandaag heb mogen ervaren.
In het voorjaar van 1968 voltooide Dmitri Sjostakovitsj zijn 12e Strijkkwartet, in de, voor strijkers niet eenvoudige, toonsoort Des. Het 12e Strijkkwartet was het tweede strijkkwartet in een reeks strijkkwartetten die Sjostakovitsj had opgedragen aan de individuele leden van het beroemde Beethoven Kwartet. Op 14 juni 1968 bracht het Beethoven Kwartet het werk in première in de USSR Componistenclub in Moskou.
Sjostakovitsj had een bijzondere interesse in getallen en hun muzikale betekenis. Opvallend is dat de tweede viool pas in maat 34 begint te spelen. Dit had echter geen muzikale reden, maar was een symbolisch eerbetoon aan de in 1965 overleden tweede violist Vasili Pyotrovich Shirinsky. Toen Nikolai Zabavnikov hem verving, had het Beethoven Kwartet exact 34 jaar samengespeeld. Sjostakovitsj spiegelde dit tijdsverloop in de muziek door de tweede viool pas in maat 34 toe te laten.
Numerologisch had het getal 34 voor Sjostakovitsj nog een extra betekenis. In de gematria, een methode waarbij letters aan cijfers worden gekoppeld, correspondeert de letterreeks D-S-C-H (de muzikale handtekening die Sjostakovitsj vaker gebruikte) met het getal 34. Dit geeft het kwartet een diepere persoonlijke laag.
Bij dit, uit slechts twee delen bestaande, twaalfde kwartet bediende Sjostakovitsj zich voor het eerst van Arnold Schönbergs twaalftoonstechniek, iets wat ongebruikelijk was voor de componist die doorgaans tonaal schreef. De opening van het Twaalfde Kwartet start met een atonale rij van twaalf tonen, gespeeld door de cello. In de eerste maat klinken elf verschillende tonen zonder herhaling. De twaalfde toon, die pas in de tweede maat verschijnt, is Des.
In het tweede, langere deel vindt een symfonische verwerking van de twaalftoonsreeks plaats. Dit deel staat bekend als zeer moeilijk om uit te voeren. Het is een zeer intens deel, waarin verschillende twaalftoons structuren door elkaar verweven worden. Toch wordt het niet volledig atonaal: melodische en harmonische structuren blijven herkenbaar. Het tweede deel eindigt verrassend optimistisch in een ondubbelzinnig Des-groot.
De uitvoering van dit intense werk door het Jerusalem Kwartet was fenomenaal en kwam het ensemble al vóór de pauze op een zeer terechte staande ovatie te staan. Na het slotakkoord was hoorbaar hoe het publiek weer durfde adem te halen.
Heimwee
Na de pauze namen de heren van het Jerusalem kwartet ons mee naar de wereld van Antonin Dvořák. Het Amerikaanse avontuur van de Boheemse componist had naast de succesvolle kant ook een keerzijde. Dvořák had last van heimwee naar zijn kinderen en kwam hierdoor niet meer aan componeren toe. Na zijn 12e ‘Amerikaanse’ Strijkkwartet en zijn beroemde Negende symfonie ‘Uit de Nieuwe Wereld’ (1893) had hij al wel de contouren klaar voor het 13e Strijkkwartet, maar duurde het tot na zijn terugkeer naar zijn vaderland in 1895, alvorens hij het werk voltooide.
Het Jerusalem Kwartet overtuigde in het eerste deel en wist de geraffineerdheid van dit Allegro molto, met zijn wisselende thema’s, subtiel uit te spelen. Ook het meer plechtige Adagio ging er bij het publiek in als zoete koek. De herinneringen aan Dvořáks Amerikaanse tijd in het derde deel wisselden zich naadloos af met de meer Boheemse klanken. Om toch nog een, wellicht overbodige, kritische noot te kraken, verloor de uitvoering van dit werk aan kracht in de lange, gecompliceerde finale. Na afloop vroeg ik mij oprecht af of er wat menselijke vermoeidheid was ingetreden bij de musici, hetgeen mij, na alle technische en muzikale hoogtepunten van deze middag, helemaal niets zou hebben verbaasd. Al met al zal dit één van die concerten zijn, die me nog lang zal heugen en op mijn shortlist komt te staan van meest bijzondere muzikale ervaringen in mijn leven.
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
1
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord, vrijdag 7 februari 2025, Kleine Zaal, Concertgebouw Amsterdam
Het is altijd te prijzen als musici op zoek gaan naar nieuw repertoire. Dat levert zo af en toe mooie pareltjes op. Toch komt het helaas vaker voor dat het niet voor niets was dat veel van die minder bekende en zelden gespeelde werken niet tot het ‘grote repertoire’ zijn gaan behoren. Beiden gold voor het programma De Hangende Tuinen van Babylon van het jonge Ciconia Consort onder leiding van chef Dick van Gasteren. Toch was het een bijzondere avond, want er was goed nagedacht over het programma achter het programma.
Zijderoute
Tijdens het concert, in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw in Amsterdam, werden wij meegenomen op een muzikale reis en traden we in de voetsporen van Marco Polo, langs de Zijderoute, eeuwenlang de belangrijkste verbinding tussen oost en west. De reis begon in Venetië op de Piazza San Marco en voerde ons via Constantinopel, Erzurum (Armenië) en Bakoe (Azerbeidzjan) uiteindelijk naar Beijing. Een prachtig uitgewerkt concept, maar uiteindelijk draaide de avond om de twee grotere werken: het Concerto voor viool en strijkorkest van Aleksandr Arutiunian uit 1988, met een glansrol voor violiste Maria Milstein en de Symfonie voor strijkorkest, geschreven in 1947 door Fikret Amirov, misschien wel de belangrijkste componist van Azerbeidzjan.
Niemendalletjes
Een derde groot werk op het programma had het Concerto per archi van Nino Rota kunnen zijn, ware het niet dat het ensemble er helaas voor had gekozen daarvan alleen het eerste en het laatste deel te spelen. Dit leverde een ietwat gekke overgang op tussen de twee delen en voelde het wat onaf. We kennen Rota natuurlijk vooral van zijn befaamde filmmuziek uit onder meer Federico Fellini’s La Dolce Vita en The Godfather, het meesterwerk van Francis Ford Coppola. Zijn, wat we dan noemen, ‘serieuzere werk’ doet niet onder voor zijn bekende werk en is ook heel filmisch geschreven en zeer herkenbaar als Rota. In plaats daarvan moesten we het, ná Rota en vóór Arutiunian in de eerste helft van het concert doen met een drietal niemendalletjes van de 32e sultan van het Ottomaanse Rijk, de Turkse componist Erkin en een componist wiens naam zelfs helemaal nooit bekend is geworden en de geschiedenis is ingegaan als Anonymus. Zowel de composities als de uitvoering daarvan oversteeg het conservatoriumniveau helaas niet. De musici waren duidelijk meer geïnspireerd tijdens het vioolconcert van Arutiunian, een componist die ik vooral ken van zijn trompetconcert, vanuit mijn verleden als koperblazer.
Maria Milstein in Armenië met Arutiunian
Dat het vioolconcert van de Armeense componist Aleksandr Arutiunian ook niet tot het standaardrepertoire behoort werd duidelijk vanwege het feit dat soliste Maria Milstein het werk van blad speelde. Normaal gesproken zou dit mij gestoord hebben, maar het deed in dit geval niets af aan de wijze waarop Milstein de zaal voor zich innam. Vanaf de eerste minuut tot het laatste akkoord heb ik geboeid zitten luisteren en werd ik meegevoerd naar de zware aardbeving die in 1988 de Armeense stad Spitak bijna geheel verwoestte en aan ruim 25 duizend mensen het leven kostte. Arutiunian schreef dit werk ter nagedachtenis aan deze gebeurtenis. Dit werk verdient eigenlijk een grotere zaal dan de Kleine Zaal van het Concertgebouw, waar zowel solist als ensemble hun klank eigenlijk niet goed kwijt konden. Milstein straalde desondanks en tilde het geheel op tot grote hoogten, wat haar op een zeer verdiende staande ovatie van het publiek kwam te staan.
Bakoe
Na de pauze reisden we verder naar Bakoe met het Tsaghkats Baleni van de eveneens Armeense componist Khachatur Avetisyan. Een onschuldig, tikkeltje melancholisch werkje dat mij voor het eerst deze avond in echt oosterse sferen bracht. Eenmaal aangekomen in Bakoe ging het orkest eens goed zitten voor de prachtige Symfonie voor strijkorkest van Fikret Amirov, geschreven ter nagedachtenis aan de 12e eeuwse dichter Nizami.
Nezami-ye Ganjavi
Wie zich ooit heeft verdiept in de eeuwenoude Perzische cultuur, weet dat Nezami-ye Ganjavi als één van de grootste schrijvers/dichters uit de Perzische literatuur wordt beschouwd. Een legendarische figuur die heel bijzondere poëzie schreef, die zich uitstrekte over mystiek, romantiek en heldendichten. Hij heeft zijn stempel gedrukt op de hele Perzisch sprekende wereld en talloze jongere dichters van de Ottomaanse tot de Mongoolse wereld geïnspireerd. Zijn sterfdag, 12 maart, is in de Islamitische Republiek Iran uitgeroepen tot de Nezami Ganjavi Herdenkingsdag.
Beijing
Ook tijdens dit tweede grote werk van de avond laten de musici van het Ciconia Consort horen wat zij in hun mars hebben. Van Gasteren zwaait ze moeiteloos door de vier delen met hun zeer uiteenlopende karakters heen. Wat mij betreft was dit een mooie afsluiter van de avond geweest, maar ja…we moesten nog naar Beijing. Op het Im Yegheg van Avetisyan wordt de reis naar Beijing ingezet. Een bijzonder stuk waarbij je je, als je even je ogen sluit, de zware roadtrip van Bakoe naar Beijing goed kunt voorstellen. Ook de westers opgeleide musici hebben het wat zwaar om de echte typische oosterse snaar te raken.
Song of the Ch’in
In Peking aangekomen sloot het ensemble af met het strijkkwartet Song of the Ch’in van de Chinees-Amerikaanse componist Zhou Long, dat wellicht een bijzondere toegift had kunnen zijn, maar muzikaal gezien niet echt op het programma paste. Het was een mooie avond, met opvallend veel jonge mensen in een nagenoeg uitverkochte Kleine Zaal. Het heeft mij heel positief gestemd dat er kennelijk ook voor heel bijzondere, atypische programmering voldoende publiek te vinden is. De cultuuroptimist in mij ging zeer tevreden van Beijing weer terug naar Haarlem.
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
1
Mark Doorn
May 31, 2025
In Recensies
Gehoord: 4 februari 2025, Tivoli Vredenburg, Utrecht
Lang leve de roltrap, want het concert van wereldster, mezzosopraan Anne Sofie von Otter en het Oxalys Ensemble vond plaats in de Hertz Zaal, zo’n beetje op de zolderverdieping van Vredenburg Tivoli. Het uitzicht vanuit de foyer over de Domstad is adembenemend, maar de zaal zelf is niet heel bijzonder en de akoestiek zowaar nog minder. Daar zullen de musici ongetwijfeld last van hebben gehad. Het hoge gehalte aan wollen truien in de uitverkochte zaal zal zeker niet geholpen hebben.
Muziek van rond de twee wereldoorlogen
Het beloofde een bijzondere avond te worden, vol muziek van rond de twee wereldoorlogen. Vóór de pauze werd het publiek getrakteerd op het Duitse repertoire en na de pauze op het Franse. In de muziek die geprogrammeerd stond, zijn de onderlinge culturele verschillen – zeker in die tijd – heel goed te horen. Nu was het leven voor geen van de Europese volkeren in die tijd heel eenvoudig, maar de Duitsers dragen dat in hun uitingen veel meer uit dan de Fransen, die – ondanks alles – het leven toch altijd met wat zwier willen blijven vieren.
Weill, Zemlinsky & Busoni
Met Die Moritat von Mackie Messer uit Die Dreigroschenoper van Kurt Weill, in een arrangement van Oxalys bassist Koenraad Hofman, opende de musici de avond. Het duurde even alvorens het ensemble op gang kwam, maar vanaf het moment dat de harp aansloot bij het geheel, was ik de ietwat houterige start van het concert snel vergeten. Na Weill stonden vier van de zes Maeterlinck Lieder van Alexander Zemlinsky, geschreven vlak vóór de Eerste Wereldoorlog, op het programma. Maeterlinck’s poëzie is niet de meest opwekkende, doorspekt van de donkerte van verloren werelden. Veel van zijn drama’s beschrijven het lot van jonge meisjes, verlaten, verloren, misbruikt of mishandeld, wegkwijnend in donkere kelders. Dat drama miste ik wat tijdens de uitvoering in Hertz. Ook nu had het ensemble wat moeite het juiste tempo te vinden en te versmelten met het prachtige stemgeluid van Von Otter. Het leek vooral het streven om heel mooi te musiceren dat in de weg stond van een heel spannende uitvoering van deze bijzondere liederen. Het prachtig uitgevoerde slotakkoord van het laatste lied Sie kam zum Schloss gegangen is wél blijven hangen in mijn herinneringen aan deze avond.
Als opmaat naar de Berlijnse liederen uit de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, speelde het ensemble nog de Berceuse élégiaque uit 1909 van de half Italiaanse / half Duitse pianist/componist Ferruccio Busoni, die een groot deel van zijn werkzame leven in Berlijn doorbracht, waar hij ook uiteindelijk stierf in 1924. Zijn bekendste leerling was overigens Kurt Weill en dat maakte het eerste deel van het programma vóór de pauze weer rond.
Mijn hoop was inmiddels wel een beetje gevestigd op de tweede helft van het programma vóór de pauze, want ook tijdens Busoni hadden de musici het zwaar om elkaar te vinden en de juiste snaar te raken.
Het ensemble trapte af met de frivole Marion Tango van Friedrich Hollaender uit 1928, in een arrangement van accordeonist en speciale gast van het ensemble, Philippe Thuriot en daarmee leek de geest uit de fles. De musici hadden er zienderogen (én -oren) meer lol in en dat werd door het publiek ook gewaardeerd met een aanmoedigend en welgemeend applaus. Thuriot was wat mij betreft overigens the man of the match, want het waren zijn muzikaliteit, zijn geestdrift en zijn energie die de avond goed overeind hielden.
Hans Eislers Lied eines Freudenmädchen uit Die Rundköpfe und die Spitzköpfe van Berthold Brecht miste het rauwe randje waar we zo van houden bij dit repertoire. Von Otter’s stem is gewoon té mooi, of zou het toch het feit zijn dat zij vanavond alles van blad zong, wat een beetje in de weg stond van écht contact met de muziek en de zaal.
De uitvoering van Erinnerung an die Marie A van Franz Servatius Brunier was daarentegen weer fenomenaal. Onder de prachtige begeleiding van enkel de eerste violiste, de bassist, de gitarist en de accordeonist, kwam het zo bekende warme stemgeluid van Von Otter nu voor het eerst volledig tot wasdom. Dit is de Anne Sofie von Otter waar je mij ’s nachts voor kunt wakker maken.
In Nico Dostals Heut Abend lad’ Ich mir Die Liebe ein uit de film Das Lied der Wüste uit 1939 van Paul Martin, met toentertijd een hoofdrol voor Zarah Leander, haalde het ensemble even alles uit de kast. Naar mate het concert vorderde gaf ook Von Otter steeds meer van haar veelzijdigheid prijs, hoewel dit repertoire blijft vragen om een wat meer doorrookte, doorleefde stem. Ook in het Merci, mon Ami van Peter von Fenyes (1937) en Kann denn Liebe Sünde sein? geschreven door Lothar Brühne (1938) hebben de musici wel de juiste sfeer te pakken, maar met mijn ogen dicht bleef ik in Vredenburg Utrecht en voelde ik me nog niet echt in Berlijn.
Het publiek applaudisseerde braaf en begaf zich vrij rustig richting foyer voor het pauzedrankje. Mijn oor te luisteren leggend, hoorde ik niet rond zoemen dat men ondersteboven geblazen was door de eerste helft van het concert.
Franse idioom
Direct in de eerste minuut van Debussy’s Prélude à l’après-midi du’n faune hoorden we het waarom. Het grotendeels Belgische ensemble voelde zich veel meer thuis in het Franse idioom. Met een bijzondere rol voor de slagwerkster, speciaal ingevlogen voor een handjevol heel belangrijke noten op de mini vintage cymbals en voor de accordeon, die voor even dienstdeed als harmonium – zoals bedoeld door arrangeur Benno Sachs – was de toon gezet voor de tweede helft van het concert.
Ook met de drie prachtige liederen van de Belgische componist Joseph Jongen voelde het ensemble zich als een vis in het Bourgondische water. Von Otter zong prachtig, maar nog altijd heel keurig, waardoor ik, met name in het derde lied Sur la grève (1918), iets van het naoorlogse trauma miste.
Met de wereldhit Douce France van de beroemde chansonnier Charles Trenet kwamen we aan in Parijs en dat voelde het publiek. Een kleine zucht van verlichting was direct voelbaar in de zaal. Men leunde wat verder achterover in de stoel en accordeonist Philippe Thuriot deed waar hij eigenlijk voor gekomen was. Ook met Francis Lemarque’s A Paris– wat meer dan een contrabas, een accordeon en een gitaar heb je nodig?! – en Ma Solitude van Georges Moustaki, waanden we ons direct in La Douce. De warmte van Von Otters stem streelde ons gemoed als een heerlijk Frans zonnetje. Net wat we nodig hadden, in deze barre koude.
Het goedbedoelde arrangement van Jack Palmer’s en Spencer Williams’ I’ve found a new baby begon heel leuk, zorgde voor een kleine lach op de gezichten van het publiek toen het 007 thema even langskwam, maar bleef grotendeels rommelig. Het prachtige Göttingen van Barbara werd bijzonder mooi vertolkt door Von Otter (begeleid door viool, bas en accordeon), maar miste iets aan het joi de vivre die deze muziek zo past.
Toch kwam de van oorsprong Zweedse Anne Sofie von Otter, zo tegen het einde van het concert, wat meer los van het papier en tevoorschijn vanachter haar lessenaar. Het ensemble herpakte zich in La Bicyclette van Francis Lai en Piere Barouh en Franse harpiste Annie Lavoisier pakte haar moment in Jean Lenoir’s Parlez-moi d’amour uit 1924.
De afsluiters Padam, Padam uit 1942 van Norbert Glanzberg en Henri Contet en de toegift Boum! van Charles Trenet, leverden, terecht, een staande ovatie op. Al met al een gedenkwaardige avond, met de gebruikelijke ups-and-downs.
Verschenen op De Nieuwe Muze
0
0
1
Mark Doorn
Admin
More actions
bottom of page